Doopsgezinde en Remonstrantse samenwerking

De Algemene Doopsgezinde Sociëteit en de Remonstrantse Broederschap zijn beide kerkgemeenschappen met een lange traditie van ondogmatisch, vrijzinnig geloven. De Doopsgezinde-Remonstrantse Gemeente Nijmegen e.o. is sinds 1990 een samenwerkingsgemeente. De afzonderlijke gemeenten bestaan al veel langer, namelijk sinds het begin van de 17e eeuw.

Er was toen zowel een Remonstrantse als Doopsgezinde gemeente in Nijmegen, met elk een eigen predikant en een huis- of schuilkerk. De aankoop in 1727 van de Remonstrantse kerk aan de Arminiaanse Plaats door de Doopsgezinden, zou men al kunnen zien als een voorloper van onze huidige samenwerking.
Met die samenwerking willen beide gemeenten vanuit hun wederzijdse ondogmatische tradities de krachten bundelen. Zo willen we in de huidige tijd en samenleving een plek bieden waar we ons bezig kunnen houden met zingeving, levensvragen en geloven. Dit doen we vanuit de joods-christelijke traditie, daarbij openstaand voor andere godsdiensten, geloofsrichtingen en overtuigingen.

Doopsgezinde spiritualiteit

De geschiedenis van de doopsgezinden gaat terug tot de zestiende eeuw. In de tijd van de Reformatie waren er radicale hervormers die verder wilden gaan dan de bekende reformatoren Luther, Zwingli en Calvijn. Zij wezen onder meer het dopen van kinderen af. Zij waren van mening dat iemand pas gedoopt moet worden als hij of zij tot een bewuste keuze voor het christelijk geloof is gekomen. Mensen die als kind al gedoopt waren, werden als volwassene opnieuw gedoopt. Daarom kregen zij van hun tegenstanders de naam wederdopers of anabaptisten. Zij werden fel vervolgd, zowel door katholieke als door protestantse overheden. Met hun afwijzing van de kinderdoop ondermijnden zij naar het gevoel van hun tijdgenoten de vanzelfsprekende christelijke samenleving. De kerk werd in het ideaal van de doopsgezinden een gemeenschap van bewuste, wedergeboren gelovigen: de eerste moderne keuzekerk, zou je kunnen zeggen. Wie gedoopt wil worden binnen de doopsgezinde gemeenschap, kan daarvoor een eigen, persoonlijke geloofsbelijdenis schrijven.

De geschiedenis van de doperse beweging begon rond 1525 op allerlei plekken in Europa met kleine kernen rond een radicale hervormer. Er waren ook groepen die de spoedige komst van het einde der tijden verwachtten en er niet voor terugschrokken dat einde alvast met geweld aan te kondigen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de stad Münster, waar doperse groepen in 1534-1535 een waar schrikbewind vestigden, dat ook weer met grof geweld door de katholieke overheid beëindigd werd. De doopsgezinden in Nederlanden hergroepeerden zich daarna rond de gewezen Friese dorpspastoor Menno Simons (ca. 1496-1561). Naar hem worden zij in het buitenland doorgaans Mennonieten genoemd. Menno Simons wees geweld ten stelligste af. Zijn volgelingen zijn dat altijd trouw gebleven. Zij behoorden in Nederland tot de eerste weigeraars van militaire dienst en zij spelen tot de dag van vandaag een belangrijke rol in de vredesbeweging.

In de doperse spiritualiteit speelt het ideaal van de navolging van Jezus een centrale rol. Zij staan daarmee in de lijn van vroomheidsbewegingen uit de middeleeuwen. De nadruk ligt bij hen niet op theologische spitsvondigheden, maar op een praktisch christendom, dat gehoor geeft aan de richtlijnen van de Bergrede in het evangelie volgens Matteüs. Eenvoud en soberheid zijn een kenmerk van het doperse leven. Inzet voor de naaste en voor een rechtvaardige en vreedzame wereld staan voorop. Doopsgezinden zijn doorgaans praktisch ingestelde mensen, snel bereid om de mouwen op te stropen en zich in te zetten voor het goede. Eerlijkheid en openhartigheid staan hoog in het vaandel. Wat je gelooft staat niet los van hoe je handelt in de samenleving.

Omdat zij in de eerste eeuwen van hun bestaan vaak vervolgd werden, zijn sommige doperse groepen, vooral in het buitenland, zich afzijdig gaan houden van de wereld. ‘Wereldmijding’ noemt men dat. Dat heeft een kenmerkende vorm aangenomen bij stromingen als de Amish in de Verenigde Staten. In Nederland daarentegen stonden doopsgezinden vanaf de achttiende eeuw open voor nieuwe ontwikkelingen, zoals de Verlichting en de moderne theologie. Daardoor hebben zij zich hier ontwikkeld tot een vrijzinnig kerkgenootschap, dat vaak samenwerkt met de remonstranten. Samen stonden zij bij voorbeeld aan de wieg van de VPRO (Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep). De doopsgezinden waren ook het eerste kerkgenootschap in Nederland dat het ambt van predikant openstelde voor vrouwen. Anne Zernike was in 1911 hun eerste predikante.

De Nederlandse doopsgezinden komen samen in ongeveer honderd plaatselijke gemeenten, de meeste in het noorden en westen van het land, die elkaar sinds 1811 ontmoeten in een landelijk verband, de Algemene Doopsgezinde Sociëteit. Wereldwijd ontmoeten zij hun zusters en broeders in de Mennonite World Conference. Zij zijn aangesloten bij de Raad van Kerken in Nederland en bij de Wereldraad van Kerken.

Remonstrantse spiritualiteit

De geschiedenis van de remonstranten gaat terug tot het begin van de zeventiende eeuw. Toen ontstond er in Nederland een fel conflict tussen strikte calvinisten en andere protestanten die meer in de traditie van het humanisme van Erasmus dachten. Dat conflict spitste zich toe op de vraag of de mens al van eeuwigheid af door een besluit van God gered of verdoemd is, de zogenaamde leer van de predestinatie, of dat er ruimte is voor een eigen inbreng van de mens. Anders gezegd: is er ruimte voor de vrije wil van de mens of is die wil al bij voorbaat een slaaf van de zonde? Dat debat werd aan de universiteit van Leiden gevoerd tussen twee professoren, Franciscus Gomarus, die het strikte calvinistische standpunt verdedigde, en Jacobus Arminius, die ruimte vroeg voor de menselijke vrijheid. Naar hem werden de aanhangers van de humanistische stroming ook wel Arminianen genoemd.

De strekking van het conflict was echter breder. Het ging eigenlijk vooral om de vraag: kan er binnen de vaderlandse protestantse kerk ruimte bestaan voor verschillende visies? In 1610, een jaar na het overlijden van Arminius, vroegen 44 predikanten aan de overheid om de ruimte voor pluriformiteit in de vaderlandse kerk te garanderen. De geloofsbelijdenis, zo schreven zij, moet voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. Geloofsbelijdenissen zijn tijdgebonden verwoordingen, die niet voor de eeuwigheid bindend kunnen zijn. Hun verzoekschrift heet Remonstrantie. Naar dit document worden de voorstanders van de rekkelijke benadering remonstranten genoemd. De tegenstanders kwamen natuurlijk met een Contra-Remonstrantie, en zij kregen de naam contraremonstranten. Tijdens de Synode van Dordrecht in 1618-1619 werden de opvattingen van de remonstranten veroordeeld. Er moest eenheid van leer zijn in de Nederlandse kerk. De predikanten die het remonstrantse standpunt verdedigden, moesten hun ambt neerleggen of werden verbannen. Een aantal van hen vluchtte naar Antwerpen en richtte daar in het najaar van 1619 een Broederschap op elkaar te steunen: de Remonstrantse Broederschap. Deze is dus eigenlijk ontstaan als een solidariteitsverbond voor verbannen predikanten, niet als een afzonderlijk kerkgenootschap. Toch is de Remonstrantse Broederschap in de loop der eeuwen tot dat laatste uitgegroeid. In 1796 kreeg zij een landelijk bestuur: de Commissie tot de Zaken. Momenteel telt zij ongeveer veertig gemeenten. Remonstranten zijn een typisch Nederlands verschijnsel. Er bestaat slechts één gemeente in het buitenland: in het Duitse Friedrichstadt, in de zeventiende eeuw gesticht als vluchtelingengemeente.

De remonstranten hebben steeds de humanistische benadering van het christelijk geloof verdedigd, met Desiderius Erasmus als grote voorbeeld. Zij geloven in het vermogen van de mens om het goede te doen. Vrijheid en verdraagzaamheid zijn daarin twee belangrijke waarden. Het geloof kent geen dwang. Er moet ruimte zijn voor pluriformiteit en voor mildheid in de omgang met elkaar. Zij zijn er niet op uit elkaar de maat te nemen en al helemaal niet om anderen uit te sluiten. In 2006 werd een nieuwe geloofsbelijdenis aanvaard. Deze kent een andere opbouw dan de meeste klassieke christelijke geloofsbelijdenissen. Zij vertrekt vanuit de verwondering en het besef ‘dat het bestaan oneindig groter is dan wij kunnen bevatten.’

Remonstranten hebben in de loop van de geschiedenis steeds een grote openheid gekend naar nieuwe ontwikkelingen in de theologie, de cultuur en de filosofie van hun tijd. In 1986 waren zij het eerste kerkgenootschap dat het huwelijk openstelde voor paren van hetzelfde geslacht. Zij zijn op levensbeschouwelijk gebied niet eenkennig en verdiepen zich graag in andere tradities van geloof en spiritualiteit. Kennis, studie en ontwikkeling worden hoog gewaardeerd. Anders dan bij de praktisch ingestelde doopsgezinden heerst bij veel remonstranten een zekere intellectuele cultuur. Zij kennen sinds 1634 een eigen seminarium voor de opleiding van predikanten, dat sinds 2013 aan de Vrije Universiteit in Amsterdam is gevestigd.